zaterdag 29 mei 2010

De diskwalificatie van historicus André Swijtink

Nationale trainingskampwedstrijden op het Olympiaplein, 25 mei 1941 (bron: www. atletiekhistorici.nl)

Vorig jaar beschreef ik op dit weblog hoe historicus André Swijtink in 1992 een valse start maakte in zijn proefschrift In de pas met een onjuiste passage over harteloze Amsterdammers die in juni 1943 tijdens een razzia zouden hebben doorgetennist op het Olympiaplein. (http://standplaatsbeethovenstraat.blogspot.com/2009/09/sport-op-het-olympiaplein-tijdens-de.html). Er waren geen tennisbanen op het Olympiaplein en bovendien verboden de Duitsers Amsterdammers om buiten te komen tijdens razzia's, zo schreef ik.
Ik was benieuwd of Swijtink deze passage zou hebben geschrapt in de herziene versie van zijn proefschrift die deze maand is verschenen onder de nieuwe titel Een sportman doet niet aan politiek. Hij was na het verschijnen van zijn proefschrift niet alleen gecorrigeerd in een ingezonden brief in NRC Handelsblad, maar had ook uitvoerige documentatie over de bewuste passage toegestuurd gekregen van een buurtbewoonster.
Tot mijn verrassing las ik op p. 184 van Swijtinks nieuwe boek dat hij het onjuiste citaat heeft gehandhaafd. Verbijsterend werd het toen ik doorbladerde naar een noot over de passage achter in het boek: "Feitelijk klopten de woorden van Herzberg niet. Op en rondom het Olympiaplein was geen tennisbaan. Bovendien waren er tijdens een razzia geen mensen op straat." De Doetinchemse historicus illustreert de houding van Nederlanders ten opzichte van hun joodse medeburgers dus welbewust met een onjuist citaat!
Wat heeft Swijtink bezield om het Herzbergcitaat te blijven koesteren? Viel het hem te zwaar om de valse start van zijn proefschrift ruiterlijk te erkennen? Historisch onderzoek is een zaak van voortschrijdend inzicht en fouten horen bij het vak. Maar auteurs die de oorlog benaderen vanuit een rigide goed-foutperspectief, zoals Swijtink, blijken wel vaker moeite te hebben om emotioneel afstand te houden tot hun onderwerp. Dat Swijtink een straatnaambord van de Karel Lotsylaan als een soort scalp aan de wand heeft hangen (zie mijn weblog van 27 mei), past in dat beeld van de verbeten historicus die koste wat kost blijft vasthouden aan de eigen twijfelachtige visie.
Met desastreus effect: na de valse start uit 1992 heeft Swijtink zichzelf nu definitief gediskwalificeerd.

donderdag 27 mei 2010

Straatnaambord Lotsy hangt op werkkamer historicus

Start van de derde etappe van de Giro d'Italia 2010 aan de voormalige Karel Lotsylaan






De kleindochter van de legendarische sportbestuurder Karel Lotsy (1893-1959) eist een straatnaambord op van de voormalige Karel Lotsylaan in Amsterdam. Dit bord blijkt in bezit van VU-historicus André Swijtink, wiens proefschrift ertoe leidde dat de Karel Lotsylaan in 1998 werd omgedoopt in de Gustav Mahlerlaan vanwege Lotsy’s vermeende collaboratie met de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Kleindochter Ymkje van der Veen Meerstadt vroeg de gemeente indertijd haar de naambordjes te geven, maar deze verdwenen spoorloos.
Mijn speurtocht naar de bordjes in het kader van mijn biografie over Lotsy, De Dordtse magiër, bleef zonder resultaat. Ik benaderde daarvoor ook Swijtink, die mij in 2007 schreef dat hij “geen idee” had wat er met de straatnaambordjes gebeurd kon zijn. “Gelet op het (ontbreken van) historisch besef bij veel ambtenaren zijn ze waarschijnlijk bij het oude vuil gedaan.”
Gisteren las ik in De Gelderlander van 8 mei 2010 een interview met Swijtink naar aanleiding van zijn boek over sport in de oorlog, Een sportman doet niet aan politiek (een herziene versie van zijn proefschrift). De interviewer opende het artikel met een opmerking over het bord van de Karel Lotsylaan dat hij aan de muur van Swijtinks werkkamer zag hangen. De historicus vertelde de journalist dat hij dit "relikwie" als "studentengrap" had gekregen van spelers van zijn oude voetbalclub RKAVIC.

Ik heb André Swijtink per e-mail en via zijn uitgever Meulenhoff om commentaar gevraagd en heb hem herinnerd aan zijn uitspraak uit 2007. Ook heb ik hem gevraagd of hij bereid is het straatnaambord af te staan aan Lotsy’s kleindochter, die mij desgevraagd zei het bord nog steeds graag te willen hebben. Het blijft vooralsnog stil vanuit de Karel Lotsykamer in Doetinchem, waar hij leraar geschiedenis is.


Een anonieme reaguurder uit Doetinchem, die dit weblog al het hele weekend stuk leest, vraagt zich af of het hier een gestolen straatnaambord betreft. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut, aan de hand van een foto van het originele bordje, zal hier uitkomst moeten brengen.