zondag 13 juni 2010

De Italiaanse maffia in de Beethovenstraat



Dat zich achter de gevels van de Beethovenstraat soms duistere zaken afspelen, is geen nieuws. Maar Italiaanse maffia in de straat? In pyjama en op pantoffels? Dat doet toch meer denken aan een scène uit The Sopranos.
Maar de opening van het boek De Italiaanse maffia in Nederland van onderzoeksjournalisten Stan de Jong en Koen Voskuil is geen fictie maar werkelijkheid. Zij beschrijven daarin hoe op een koude ochtend eind februari 2002 een Italiaan met het zwarte haar in een paardenstaart, in pyjama en op pantoffels, door een intercom staat te schreeuwen in het winkeldeel van de Beethovenstraat. Het is het voortvluchtige maffialid Adriano Palazzo. Binnen in het pand zitten drie andere leden van de maffiatak Sacra Corona Unita, onder wie ook de eveneens voortvluchtige boss Filippo Cerfeda, bijgenaamd De Kale. Zij hebben enkele dagen daarvoor 20 kilo cocaïne bemachtigd bij een ripdeal, en die partij is op dat moment nog in huis, evenals diverse vuurwapens. Ze schrikken zich daarom een ongeluk als hun collega Palazzo plotseling buiten zinnen van het coke snuiven voor de deur staat. Door dit incident voelen ze zich niet meer veilig en vertrekken uit de woning in de Beethovenstraat. Op welk huisnummer dit tafereel zich heeft afgespeeld, wordt niet vermeld. Uit een latere getuigenis van de man met de paardenstaart blijkt dat het gaat om een appartement op de tweede verdieping, ergens tegenover Hotel Beethoven naast restaurant Calzone. Wat een en ander te maken heeft met de moord op twee Brazilianen langs de A12 bij Woerden eerder in februari 2002, zal ik hier niet verklappen.
Later in 2002 nemen Cerfeda en zijn mannen opnieuw hun intrek in de Beethovenstraat, nu in illegale onderhuur in een appartement op een-hoog, recht tegenover hun eerdere woning (huisnummer is de auteurs onbekend). Na een klacht van buren staan er op een ochtend ineens twintig politieagenten voor de deur. Het huis ligt vol vuurwapens, restanten coke en 180.000 euro cash geld. Cerfeda springt met het geld aan de achterkant uit een raam en weet via de tuinen te ontsnappen. In 2003 wordt hij in Ridderkerk alsnog gearresteerd en uitgeleverd aan Italië, waar hij voor elf moorden dertig jaar cel krijgt.
Wie meer wil weten over de handel en wandel van de Italiaanse maffia buiten de Beethovenstraat leze dit geweldige, diepgravende boek (nu al tweede druk).

Met het oog op de geschiedschrijving van de Beethovenstraat hoor ik graag van bewoners op welke huisnummers de bende heeft gewoond en op welke datum de inval is geweest.

woensdag 2 juni 2010

Pension Beethovenstraat 16 revisited



Vorig jaar schreef ik op dit weblog over de afgeblazen roman van Sarah Schmidt over haar grootouders, de NSB-gezinde pensionhouders Maria en Gerardus Schmidt, die in de oorlog een pension hadden op Beethovenstraat 16. http://standplaatsbeethovenstraat.blogspot.com/2009/10/boek-over-pension-beethovenstraat-16.html Schmidt vertelde dat zij het verhaal te negatief vond en ze vroeg zich ook af welke boodschap zij eigenlijk had voor de lezer.
Dat maakte mij nieuwsgierig naar de misstappen van het echtpaar Schmidt. Reden voor een bezoek aan het Nationaal Archief in Den Haag, waar zich de dossiers bevinden over de naoorlogse berechting van Eugenius Gerardus Schmidt (13 oktober 1893). Het leverde een verrassend verhaal op.

Schmidt werd op 14 mei 1945 aangehouden door agent Cuper, die hem overbracht naar de Corellistraat (waarschijnlijk naar het schoolgebouw aldaar). Via het kamp voor gedetineerde NSB'ers aan de Levantkade in Amsterdam belandde hij uiteindelijk in kamp 'Bosch en Duin' in Bakkum. Na zijn arrestatie had zijn vrouw Maria Gijsberta Buhrer Tavenier (13 december 1896) – met wie hij sinds 14 december 1927 getrouwd was – vergeefs geprobeerd hem vrij te krijgen. Zij vond dat haar man niets had misdaan.
Rechercheur Rijneke deed buurtonderzoek naar Schmidt en sprak met oud-pensionbewoners. Uit zijn onderzoek bleek dat Schmidt in 1940 lid van de NSB was geworden, nadat hij zich had laten meeslepen door het enthousiasme van pensionbewoner Oerlemans. Schmidt had nooit een NSB-uniform gedragen, in tegenstelling tot een van zijn andere pensiongasten, Van der Tas. Na het begin van de Jodenvervolging was Schmidt gaan beseffen dat hij een verkeerde keuze had gemaakt en had in de loop van 1942 zijn NSB-lidmaatschap opgezegd.
Nadat de razzia's ook pension Beethovenstraat zelf hadden bereikt was hij nog feller anti-nazi en anti-NSB geworden. Op 14 september 1942 had de Joodse pensiongaste Debora Trompetter-Cohen, die er al vier jaar woonde, onder zijn ogen zelfmoord gepleegd met een overdosis van het slaapmiddel Veronal. Schmidt had daarna onderdak gegeven aan onderduikers, vooral studenten die aan de Arbeitseinsatz wilden ontkomen, onder wie de zoon van oud-minister van Marine H. Bijleveld. Hij had zich ook ontfermd over Anna en Alida Barmhartigheid, twee Joodse zussen die uit Westerbork waren gevlucht, en had hen van geld, valse persoonsbewijzen en een nieuw onderduikadres voorzien. Door verraad waren zij alsnog in een Pools concentratiekamp beland. Toen zij na hun terugkeer in juni 1945 van Schmidts arrestatie hoorden schreven ze dat dit een vergissing moest zijn.
Ook oud-pensionbewoner H. van Zalen nam het voor hem op en meldde dat Schmidt diverse malen zijn zwager, de verzetsstrijder Koolhaas, had laten logeren in het pension en bovendien geen punt had gemaakt van de illegale radio op zijn kamer. De getuigen meldden ook dat de Duitsers Schmidt vijf dagen gevangen hadden gezet, als represaille voor de liquidatie van de Duitse officier Herbert Oehlschlägel op 23 oktober 1944. Schmidt was een van de 56 bewoners geweest die de volgende uit hun huizen waren gehaald en getuige hadden moeten zijn van de fusillering van 29 gedetineerden uit de Weteringschansgevangenis, die niets van doen hadden met de liquidatie. De onderduikers in het pension hadden tijdig via het dak weten te ontvluchten.
De journalist C. van den Brugge kwam in juni 1945 eveneens in het geweer voor Schmidt. Hij vertelde dat Schmidt hem gastvrij had ontvangen nadat hij al zijn bezittingen was kwijtgeraakt bij het bombardement op het SD-hoofdkwartier in de Euterpestraat op 26 november 1944. Ook hij had hem leren kennen als fel anti-nazi. Dat Schmidt ooit lid was geweest van de NSB kon hij alleen maar toeschrijven aan politieke naïviteit.
De Commissie voor de Vrijlating pleitte al op 27 augustus 1945 voor de beëindiging van zijn detentie omdat hij nooit actief was geweest binnen de NSB. Het zou tot 30 oktober 1945 duren voor hij het kamp in Bakkum mocht verlaten. Op 18 april 1947 stelde het Bijzonder Gerechtshof Amsterdam Schmidt definitief buiten vervolging. Wel raakte hij voor tien jaar zijn kiesrecht kwijt en mocht hij geen openbare ambten bekleden of in het leger dienen.

Ik weet niet waarom Sarah Schmidt twijfelde over haar boodschap voor de lezer. Voor mij bevestigt de geschiedenis van haar grootouders de boodschap van De Koningin van Plan Zuid: de werkelijkheid van de Beethovenstraat in oorlogstijd was veelkleurig en complex en laat zich niet vangen in een zwart-witschema van goede en foute bewoners.